Verslag van het congres in Ottersum 2005

Het 31e congres van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde werd gehouden op zaterdag 26 november 2005 in Zaal ‘t Swaantje te Ottersum. Het thema luidde:

Dialecten en namen op de grens van het Gelders en het Limburgs.

Vanwege de sneeuw en ijzel, die het verkeer vanaf vrijdagmiddag sterk bemoeilijken, bezoekt een relatief klein aantal mensen het congres, ca. 35. Omstreeks 10:15 uur opent de voorzitter dr. Pierre Bakkes het congres. Van de oorspronkelijk voorziene sprekers hebben er twee moeten afzeggen wegens ziekte of familie-omstandigheden (Georg Cornelissen en Doreen Gerritzen), en ook Sjaak Kroon kon niet aanwezig zijn. Gelukkig is medeauteur Herman Giesbers bereid om de lezing van Sjaak Kroon over te nemen, en biedt Roeland van Hout zich als vervangend spreker aan voor de twee andere weggevallen lezingen. Besloten wordt, om twee van de vier overgebleven lezingen voor de middagpauze te houden, en twee na de excursie.

De heer Rien van den Brand verzorgt de traditionele historische inleiding, die zich vooral concentreert op de militaire geschiedenis van de voormalige vesting het Genneperhuis. Deze lag aan de monding van de Niers in de Maas, net buiten het stadje zelf. Met behulp van dia’s worden met name de gebeurtenissen tijdens de Tachtigjarige Oorlog breed uitgemeten. Op de plek van de voormalige vesting zijn nu voornamelijk nog funderingsresten te zien. Aan het einde van lezing zegt de aanwezige wethouder van de gemeente Gennep, die voor monumentenzorg verantwoordelijk is, toe dat de site in de nabije toekomst voor publiek toegankelijk gemaakt zal worden.

Het woord is vervolgens aan Gennepenaar dr. Herman Giesbers, die onder de titel Romantiek en realiteit bij het dialect van noordelijk Noord-Limburg de interferentie tussen dialect en standaardtaal onder de loep neemt. Hij bespreekt de veranderingen in de waardering van het dialectspreken tussen 1950 en het heden, en toont aan dat het dialect in deze periode als taal van de opvoeding verdwenen; een bijzonder grote sprong in deze ontwikkeling laat de periode rond 1970 zien. Niettemin constateert Giesbers dat het dialect nog een zekere rol in de communicatie blijft spelen, al was het maar als romantische terugblik op het verleden. Hij besluit zijn lezing met een positieve noot, aangezien het dialect onder sommige jongeren een nieuwe communicatieve rol lijkt te gaan vervullen, als bevestiging van hun eigen, van de standaard afwijkende identiteit.

Hierna wordt ter plekke de lunch gebruikt, en per auto verplaatsen de deelnemers zich naar het centrum van Gennep, waar een bezoek aan het Museum het Petershuis (beeldende kunst en archeologie) en het stadhuis van Gennep op het programma staan. De rondleiding in het museum vindt plaats in het Bergens dialect, hetgeen de deelnemers de gelegenheid geeft om kleine dialectvergelijkende observaties te doen. Tenslotte worden de recente verenigingsmozaïeken in het plaveisel van het Ellen Hoffmannplein bewonderd – voor zover de sneeuw het toelaat.

Na terugkomst in zaal ’t Swaantje houdt prof.dr. Roeland van Hout zijn lezing over De geografische en perceptieve afstand tussen dialecten: de rol van de staatsgrens in het Kleverlands continuüm. Dit betreft een voorlopig verslag van een telefonische enquête die hij samen met Charlotte Giesbers en Renée van Bezooijen uitgevoerd heeft. In vijf Duitse en vijf Nederlandse plaatsen op verschillende afstanden van de landsgrens is onderzocht of volgens de dialectgebruikers de staatsgrens ook een dialectologische grens is, of dat het oude dialectcontinuüm nog steeds aanwezig is. De met elkaar vergeleken plaatsen waren Groesbeek (NL) en Kranenburg (D), Gennep en Goch, Ven-Zelderheide en Kessel, Siebengewald en Hülm, Afferden en Asperden. Het blijkt dat er nog wel een continuüm bestaat, maar dat de landsgrens toch een duidelijke verwijderende rol speelt:

De laatste spreker van de dag is prof.dr. José Cajot, die de begrenzing van het Kleverlands uiteenzet. Met behulp van overvloedig kaartmateriaal voert hij de belangrijkste isoglossen ten tonele die in of langs het Noord-Limburgs / Zuid-Gelders / Noordoost-Brabantse gebied lopen, en diens begrenzing bepalen. Hij besluit het Kleverlands als een trapeziumvorming gebied te definiëren, dat in het westen wordt begrensd door de diftongeringslijn rijp/riep, die parallel aan de Peel noord-zuid loopt; in het noorden door de noordgrens van gij (of een overeenkomstig voornaamwoord); en in het noordoosten door de traditionele grens met het Nedersaksisch: het Kleverlands zegt ald maar gold, en niet old/gold.

Hoewel de lezing van dr. Doreen Gerritzen uitviel, is de inhoud daarvan aan de deelnemers ter beschikking gesteld in de vorm van een papieren samenvatting. Het betreft een overzicht van de Voornamen in Limburg: een korte historische context, gevolgd door verscheidene top-100’s van voornamen gedragen door huidige Limburgers, uitgesplitst naar oud (AOW-ers) en jong (modernste voornamen).

Het laatste onderdeel in ’t Swaantje is het verenigingsnieuws, dat de vroegere huishoudelijke vergadering is komen vervangen.

Hierna werden de deelnemers op het gemeentehuis ontvangen door het gemeentebestuur van Gennep.