Het 28e congres van de Vereniging werd gehouden op zaterdag 23 november 2002 in Herk-de-Stad, in het uiterste westen van het Limburgse taalgebied. Het had als thema:
Op de grens van het Brabants en het Limburgs.
Op het programma stonden twee historische en één dialectologische lezing in de ochtend, en twee naamkundige lezingen in de namiddag, met tussenin een geleid bezoek aan een heel bijzondere kapel.
Voorzitter prof. dr. Jan Goossens had zich bereid verklaard om de historische inleiding van de in laatste instantie verhinderde openingsspreker Johan Van der Eycken voor zijn rekening te nemen. Hij verwelkomde in CC De Markthallen de talrijke geïnteresseerden (er waren toen al ruim 80 bezoekers) en ging vervolgens in op enkele bekende en minder bekende feiten uit de oudste geschiedenis van Herk. Hij bleef wat langer stilstaan bij de naam “Herk”, bij de historische status van de plaats als stad, bij enkele punten uit de kunst- en cultuurgeschiedenis van de streek en bij de inhoud van enkele Loonse oorkonden uit de dertiende eeuw, die mogelijk uitsluitsel kunnen geven over de preciese herkomst van de dichter Hendrik van Veldeke.
Tijdens de tweede lezing gaf lic. Daniel Jaspers een overzicht van feiten en mysteries uit het leven van Elisabeth van Spalbeek (1247-?), een dertiende-eeuwse lekenvrouw die woonde in de schaduw van de grootste cisterciënzerinnenabdij der Lage Landen, de abdij van Herkenrode. In de Latijnse Vita Elisabeth (1267) van abt Philips van Clairvaux vinden we een getuigenverslag over de zelfkastijdingen, extases en bloedende stigmata van Elisabeth. Over Elisabeth als zieneres werden gegevens gevonden in Franse officiële verslagen opgesteld naar aanleiding van het verdachte overlijden van prins Louis, zoon van koning Filips III de Stoute en stiefzoon van diens tweede echtgenote Maria van Brabant. Elisabeth en een zekere Aleydis zouden Louis’ dood namelijk hebben voorspeld. Hoogst verdacht! De mysteries uit Elisabeths leven hebben voornamelijk betrekking op de onduidelijkheid over haar levenseinde: wanneer stierf ze, en waar? Waarom werd het zo stil rond haar vanaf 1279? Waarom is er nergens een grafsteen of zo te vinden? En misschien wel het grootste mysterie: hoe komt het dat de eerste gestigmatiseerde vrouw door de kerk nooit echt heilig werd verklaard?
De fusiegemeente Herk-de-Stad is dialectologisch bijzonder interessant, gezien haar ligging bij een kruispunt van belangrijke dialectgrenzen. Lic. Miet Ooms nam in haar referaat De positie van Herk-de-Stad t.o.v. de Getelijn: op de grens tussen Limburg en Brabant de Getelijn onder de loep, een bundel dialectgrenzen die voor een stuk lopen tussen Halen en Donk. Deze isoglossenbundel, die in 1935 voor het eerst werd vastgelegd, wordt beschouwd als een van de belangrijkste dialectgrenzen tussen de Limburgse en de Brabantse dialecten. In de oorspronkelijke situatie van 1935 valt de hele fusiegemeente Herk-de-Stad aan de oostkant van de Getelijn (op enkele individuele verschijnselen na). Via een steekproef die zij naar aanleiding van dit congres bij 18-jarigen had gehouden, ging mevr. Ooms na welke rol deze isoglossenbundel nog speelt bij jonge dialectsprekers. Hieruit bleek duidelijk dat de Getelijn, ondanks dialectverlies en –nivellering, nog wel een rol speelt in deze leeftijdscategorie, zeker als het gaat om passieve kennis.
Er volgden een gezamenlijke lunch in ‘t Herkske, en de jaarlijkse huishoudelijke vergadering voor de leden van de vereniging in CC De Markthallen. Het overige deel van de congresgangers begaf zich intussen naar de Onze-Lieve-Vrouw-Boodschapkapel van het nabijgelegen Spalbeek, waar Dany Jaspers voor de opgesplitste groepen telkens uitleg gaf bij de muurschilderingen en de figuur van Elisabeth.
Die Spalbeekse muurschilderingen geven een uniek volledig overzicht van de belangrijkste elementen in de vrouwenmystiek van de late Middeleeuwen. Als goddelijke en eucharistische kerngegevens fungeren enerzijds de Heilige Drievuldigheid, anderzijds het verlossende Lijden van Christus aan het kruis. Op menselijk-maatschappelijk vlak zien we enerzijds een tafereel met afbeeldingen van de paus van Rome, de bisschop van Luik en de graaf van Loon, anderzijds een tafereel uit de monastieke wereld met als centrale figuur de abt Filips van Clairvaux en naast hem enerzijds de abdis van de abdij van Herkenrode en anderzijds Elisabeth van Spalbeek. Hier wordt dus verteld over de stichting van de abdij van Herkenrode dankzij de graaf van Loon in het prinsbisdom Luik, een bisdom van de kerk van Rome, alsook over een vrouw die in de buurt van die abdij apart woonde. Maar die “eigentijdse” laatmiddeleeuwse interpretatie is niet de enig mogelijke lezing van de afgebeelde heiligen: de afgebeelde paus is tevens de vroegchristelijke heilige paus Cornelius, de bisschop is H. Hubertus, de graaf is tevens H. Quirinus van Neuss. En aan de monastieke kant is de abt niet alleen Filips, de getuige van Elisabeths extasen, maar tevens diens voorganger en inspirator Bernardus van Clairvaux (het betreft hier wellicht de vroegste afbeelding van de H. Bernardus in Vlaanderen), de abdis verwijst tevens naar H. Gertrudis van Nijvel, de lekenvrouw verwijst niet alleen naar Elisabeth, maar tevens naar de oude heilige Genoveva van Parijs. Kortom: de schilderingen hebben twee betekenislagen: één “eigentijdse” middeleeuwse laag over Elisabeth van Spalbeek en haar entourage, en één laag die verwijst naar destijds al “gevestigde” heiligen, wier hulp werd ingeroepen bij de bestrijding van allerlei ziekten en onheil.
Tot slot van zijn zeer gesmaakte toelichting meldde dhr. Jaspers nog het verheugende nieuws dat er een belangrijke doorbraak was gerealiseerd in de goedkeuring bij de Vlaamse overheid van het restauratiedossier dat voor de kapel was ingediend.
Dr. Vic Mennen opende de namiddagsessie met een lezing over Landschap en bewoning in en rond Herk-de-Stad in het licht van de plaatsnamen. Na een beknopte geografische en historische schets belichtte hij eerst de nederzettingsnamen uit Herk-de-Stad en omgeving (het gebied van Velp, Gete, Demer en Herk), die voor het grootste deel op natuurnamen teruggaan. Daarna ging hij dieper in op de rijke namenvoorraad van de stad en haar buitenbanken, meer bepaald van Schakkebroek en Diepenpoel op basis van het kaartenmateriaal en de meetboeken uit de 18de eeuw. Uit zijn referaat bleek dat ook de plaatsnamen van “Wuestherck”, die vanaf de 15de eeuw in de schepenregisters opgeslagen liggen, een grondige studie verdienen.
De namiddag werd afgesloten door lic. Jan Segers die een overzicht gaf van de huisnamen die hij bij archiefonderzoek had opgetekend voor de Oranjestad Diest. Na een inleiding over het verschil tussen erfnamen en huisnamen, de aard van de collectie namen en het ontstaan van huisnamen, behandelde hij een aantal lexicologische en morfologische aspecten van de huisnamen. Daarbij besteedde hij aandacht aan de thematiek van de huisnamen, aan de voornaamste grondwoorden en bepalende bestanddelen en de manieren waarop zij met elkaar verbonden werden en of ze al of niet met een voorzetsel werden gebruikt.
De voorzitter dankte de aanwezigen voor een boeiend congres en voor de talrijke opkomst, waarna het dagprogramma werd afgesloten met een receptie, aangeboden door het stadsbestuur, in het Gemeenschapscentrum De Markthallen. De genodigden werden daar verwelkomd door de heer Ivan Michiels, schepen van (o.m.) feestelijkheden. De heer Michiels verving burgemeester Buekers, die de hele dag aan het congres had deelgenomen, maar voor de receptie door andere verplichtingen verhinderd was.