Verslag van het VLDN-congres 2016 in Grathem

Het 42e congres van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde had plaats in het Nederlandse Leudal, meer bepaald in Grathem, op zaterdag 19 november. De organisatie verliep in samenwerking met Veldeke Limburg en stond in het teken van hun 90e verjaardag en van de 40e verjaardag van het bestaan van de VLDN. Ook het gemeentebestuur van Leudal verleende medewerking. Het congresthema luidde:

“Dialect in het hart en onder de loep. Dialectonderzoek en dialectcultuur in Limburg”.

Het congres vond plaats in het lieflijke kasteeltje Groot Buggenum. Na de opening door VLDN-voorzitter dr. Dany Jaspers en Veldeke-voorzitter mr. Lei Pennings volgde het academisch ochtendprogramma, dat door zo’n 70 belangstellenden werd bijgewoond.

De historische inleiding verzorgde dhr. Thieu WieërsGrathem en Grathem is twee, aldus luidde zijn betoog. Gemeente en parochie Grathem waren haast identiek, maar toch weer anders. De parochie van voor 1246 tot 1802 is bijna gelijk aan de gemeente van 1820 tot 1991. De gemeente van voor 1820 is bijna gelijk aan de parochie van na 1940. Tussendoor, maar ook nog later, kan gezegd: Alles is in beweging, niets blijft.
Grathem als gemeente bestaat niet meer. Sinds 1991 is ze opgegaan in de gemeente Heythuysen en uiteindelijk in de gemeente Leudal. Maar de gemeente zoals iedereen ze zich nog kan voorstellen, bestaat in die vorm ook nog maar sinds 1820. Het was koning Willem I die in Midden-Limburg een (nog onvolledige) herschikking doorvoerde: Kelpen, Oler, en een gedeelte van Katert – gehuchten, behorend tot het buitengebied van Wessem – werden met de oeroude gemeente Grathem één nieuwe gemeente. Het waren twee delen van een totaal verschillende origine: Grathem behoorde tot 1795 tot het vorstendom Thorn (Het Duitse Keizerrijk) en Kelpen, Oler en Katert moeten via Wessem beschouwd worden als een deel van de Zuidelijke Nederlanden. De inwoners van Grathem ‘Hollanders’ noemen getuigt dus van weinig historische kennis.
Toen de Franse revolutionairen in 1795 het gebied annexeerden en herschikten, voegden ze Grathem bij het kanton Heythuysen. Wessem, met zijn buitengebieden, ging naar het kanton Maaseik. Het aangrenzende Ell, een enclave van Ittervoort, volgde dezelfde weg zuidwaarts. Dit had vreemde gevolgen: een burger uit Kelpen moest voor het afhandelen van de aktes van de burgerlijke stand naar Wessem aan de Maas of voor het vredegerecht naar Maaseik en zo afstanden afleggen van 3 uur, respectievelijk 4,5 uur (enkel gerekend), meestal te voet, langs barslechte wegen en door regen, sneeuw of storm. In feite ondoenbaar, maar toch onontkoombaar.
De parochie Grathem bestond zeker al sinds 1246 uit de gehuchten Kelpen, Oler, een deel van Katert en het dorp. Ze was steeds een deel van het bisdom Luik, ook al was Wessem een deel van het bisdom Roermond. In 1802, na het concordaat van Napoleon en de paus, gingen bisdommen en parochies op de schop. Het bisdom Roermond verdween en alles werd weer Luiks. Kelpen dat tijdens het ancien régime pas in 1794 via het Hof van Gelder bedongen had een eigen kerk te krijgen, en in 1795 door de revolutionaire maatregelen met moeite nog ergens een kerk kon vinden, werd bij het naburige Ell gevoegd. Oler, zonder de Ketel, bleef bij Grathem. De Ketel bleef onder Ell.
Kelpen bleef blijkbaar dromen van die verworvenheid uit 1794; maar het zou nog op zijn honger moeten blijven tot 1935 toen op de grens met Oler, maar in Kelpen , te midden van de akkers een kerk werd gebouwd. In 1940 ontstond zo de parochie Kelpen-Oler en stilaan groeiden zo ook Kelpen en Oler tot Kelpen-Oler. De Ketel werd gelijktijdig getransfereerd. Wat overbleef was de huidige parochie Grathem die toevallig bijna identiek is aan de gemeente van voor 1795. De complexe situatie wordt als volgt uitgelegd:
Catualium, bekend van de Peutingerkaart, en wel door iedereen erkend als het huidige Heel, verloor zijn belang na het vertrek van de Romeinen. De handel via de Romeinse heirbaan viel terug, deels door het gebrek aan onderhoud, maar voornamelijk ook door het feit dat Heel niet meer kort aan de Maas lag. Door een verschuiving van de Maas naar het oosten was Wessem gunstiger gelegen. Dit Wessem wordt in 965 door bisschop Bruno, broer van keizer Otto I, geschonken aan de abdij van St.-Pantaleon in Keulen. Hoe groot het gebied is, wordt pas later duidelijk. Geleidelijk aan, in de volgende eeuwen, komt dit gebied in het bezit van de heer van Horn. Deze draagt het dan in leen op aan de hertog van Gelder. Andere heren of dames profiteren mee: de heer van Horn krijgt zo Beegden, de abdij van Thorn krijgt Grathem, het kapittel van Luik krijgt Heel en het Gelderse deel komt na de onthoofding van de graaf van Horn aan de hertog van Gelder.
Vanuit de Maasvlakte is het binnenland ontgonnen, en vanuit Wessem zijn de kerken gesticht. Zo is de pastoor van Wessem de heffer van de tienden in de parochie in Grathem. Een soortgelijke opdeling deed zich ook voor in de zuidelijke parochie Cassiniacum (Kessenich), die in drie delen uit elkaar viel: Kessenich, Thorn en Neeritter. (samenvatting door Thieu Wieërs)

In de voordracht Het Horn-, Thorn- en Weertlands. Middenlimburgs dialectlandschap tussen Peel en Maas schetste dr. Michiel de Vaan een globaal beeld van de manier waarop dit gebied dialectologisch verschilt van omringende gebieden (Noord-Limburgs, Brabants, Limburgs ten oosten van de Maas). Er blijkt bovendien een, weliswaar minder robuuste, grens te liggen tussen het Weertlands enerzijds en het Horn- en Thornlands anderzijds. De spreker ging daarbij in op de geografische achtergronden die voor die indeling bestaan, zoals de nu verdwenen veen- en heidegebieden. In het tweede luik van zijn lezing behandelde hij de mouillering, d.w.z. de palatalisering van t,d tot tj,dj, die juist in het Middenlimburgs zeer present is. Hij analyseerde de woordsoorten waarin mouillering voorkomt en gaf op basis daarvan een hypothese voor het ontstaan van de mouillering alsmede van de velarisering (type hond > honk), en voor de manier waarop die in de verschillende dialecten verspreid zijn. (zie voorts zijn artikel in het jaarboek)

In zijn lezing Enkele toponymische elementen in Limburgse plaatsnamen tot 1500 illustreerde drs. Gerald van Berkel aan de hand van de grondwoorden heem, wieler en rode aspecten van de nederzettingsgeschiedenis van Limburg. Namen op heem ‘woonplaats, woning’, productief van de 5e tot en met de 10e eeuw, wijzen op hernieuwde vestiging langs de Maas in een gebied dat na het vertrek van de Romeinen grotendeels ontvolkt raakte. Namen op wieler ‘bij een villa behorend, boerderij, gehucht’ tonen zich nuttig als gidsfossiel voor de frankisering en als indicatie voor de aanwezigheid van koningsbezit. De bloeiperiode van plaatsnamen met rode ‘rooiing van bos, ontginning’ valt in de elfde tot en met de veertiende eeuw; zij vormen het gidsfossiel bij uitstek om de locatie van nieuwe ontginningen zichtbaar te maken. (zie ook het artikel in het jaarboek)

De laatste lezing van de ochtend luidde De impact van de tweetonigheid op het Maastrichtse klinkersysteem. Dr. José Cajot inventariseerde de klinkers en tweeklanken van het hedendaagse Maastrichts. Deze bijdrage bracht voor de eerste keer de opbouw van het vocalenbestand in een schema onder. Een belangrijke plaats kreeg de werking van de (Limburgs-Rijnlandse) tweetonigheid.
De spreker, die het dialect van Maastricht (en omgeving) herhaaldelijk in zijn studies behandelde, baseerde zijn analyse op de uitspraak van een selectie van 750 woorden die hij de afgelopen drie jaar in aparte mondelinge enquêtesessies bij diverse Maastrichtstalige informanten optekende. Hij had echter ook oog voor klanknotities van de Maastrichter dictionaires, waarmee hij soms in discussie trad, en verduidelijkte zijn bevindingen in enkele vergelijkingen met het Sittards.
Zijn materiaalbasis werd herleid tot modelwoorden waarvan de klinkers op basis van articulatie en toonaccent in 9 overzichtelijke tabellen geëtaleerd werden. De confrontatie van de klanken in oppositionele minimale paren toonde hun foneemstatuut aan en demonstreerde de juistheid van het fonologisch paradigma. In het jaarboekartikel dat de neerslag is van deze lezing, worden ook de klinkers opgespoord die voor een tegenstelling sleeptoon ↔ stoottoon ontvankelijk zijn.

Na de middagpauze en de ledenvergadering (waarop o.m. de onzekere toekomst van de vereniging en een verhoging van de contributieprijs aan bod kwamen) groeide het aantal congresgangers aan tot een 80-tal voor het geleide kasteelbezoek en het namiddagprogramma, verzorgd door Veldeke Limburg. Historicus drs. Luc Wolters, auteur van het boek ‘Veldeke Limburg, 1926-2016’, gaf een boeiend overzicht van 90 jaar Veldekegeschiedenis. De folkloregroep De Kamazollekes bracht een uitgebreid repertoire volksliedjes en meezingers in het Lonerlands dialect.

De matinee werd afgesloten met een receptie aangeboden door het gemeentebestuur van Leudal. Burgemeester dhr. Arno Verhoeven stelde er prijs op de aanwezigen te bedanken voor de grote belangstelling en voor de keuze van Grathem als congresplaats.