Verslag van het VLDN-congres 2019 in Hamont-Achel

De vereniging organiseerde haar 45e congres op zaterdag 30 november 2019 in samenwerking met de geschied- en heemkundige kring De Goede Stede Hamont en het stadsbestuur van Hamont-Achel, en wel in zaal De Burg, Burg 32-34, Hamont.
Het congresthema luidde: “Taal, namen en geschiedenis in het land van Grevenbroek en Pelt”.

Congres- en VLDN-voorzitter Dany Jaspers en burgemeester van Hamont-Achel, Rik Rijcken, verwelkomden zo’n 80 bezoekers. De burgemeester besloot zijn rede met een uitnodiging voor de aanwezigen tot een receptie op het stadhuis na afloop van het congres.

Historicus Luk Van de Sijpe, voorzitter van de geschied- en heemkundige kring De Goede Stede, beet met “De geschiedenis van het ambt Grevenbroek” de spits af. De naam Grevenbroek kan verwijzen naar een gebied, een domein, een heerlijkheid, een burchtplaats, en ten slotte naar een familienaam. Robrecht van Arckel liet zich ca. 1380 Robrecht van Grevenbroek noemen. De oudste attestie van ‘Grevenbroek’ is 1364, wanneer de heer van Hamal vermeld wordt als eigenaar van een kasteel met die naam. Grevenbroek ligt in een erg moerassig gebied, wat de naam kan verklaren.
Het domein Grevenbroek bestaat uit drie gemeenten: Hamont, Achel en Lille (in de 17e eeuw gewijzigd in Sint-Huibrechts-Lille). Misschien was ook Kaulille ooit (vóór 1280) onderdeel van dit domein. Vanaf de vroege middeleeuwen vormen deze gemeenten samen de heerlijkheid Grevenbroek. De oorsprong ervan gaat mogelijk terug tot de Frankische tijd. In de loop van de 12e eeuw ressorteerde het goed alleszins onder het Sint-Servaaskapittel van Maastricht. Begin 14e eeuw wordt Greven-broek bezit van de heren van Boxtel, voogden van het Sint-Servaaskapittel.
Tot 1401 is Grevenbroek een vrijstaat, daarna wordt het een Luiks leen. Het heeft nooit tot het graafschap Loon behoord. Hamont was feitelijk nooit een Loonse stad. In de loop van de 15e en 16e eeuw wordt de site bewoond door diverse edellieden, telgen van de familie van Grevenbroek. Een van hen (Godfried van Bocholtz) wordt prins-bisschop van Luik. In 1585 wordt het leengoed eigendom van het prinsbisdom Luik, en dit tot aan de Franse revolutie.
De burcht Grevenbroek dateert van de 13e eeuw. Ze wordt verwoest in 1401 in een conflict met Luik en nooit helemaal heropgebouwd. De strategische betekenis gaat dan stilaan verloren. Wat restte van het kasteel valt in 1702 ten prooi aan de troepen van Marlborough in de Spaanse Successieoorlog. (lvds, psl)

Johan Van Der Velden uit Achel gaf vervolgens een uiteenzetting over De nederzettingsnamen van het ambt Grevenbroek. De naamgeving in de drie gemeenten (Hamont, Achel en Sint-Huibrechts-Lille), die destijds Grevenbroek vormden, wijkt grosso modo niet af van de naamkundige voorraad in andere delen van de Limburgse Kempen. De gehuchtnamen ontstonden ook op verschillende tijdstippen, zodat er een chronologische stratificatie gemaakt kan worden in tegenstelling tot de nederzettingsnamen van Haspengouw. Deze laatste zijn weliswaar ouder omdat de vruchtbare leemgronden op vroeger tijdstip ontgonnen werden. Een tweede aspect betreft het feit dat de Grevenbroekse nederzettingsnamen hoofdzakelijk natuurnamen zijn. Begroeiing is daarbij het belangrijkste naamgevingsmotief. Het bekende lo is het grondwoord in de gemeentenaam Achel en Sint-Huibrechts-Lille en komt verder in Achel en Hamont als gehuchtnaam voor. Ook Varkensbos en Hees duiden op natuurlijke vegetatie. Water is eveneens een belang naamgevingsmotief, wat blijkt uit gehuchtnamen als Beverbeek, Inkensven, Riet en Siggert. Opvallend is de hoge frequentie van het grondwoord einde en hoek. Cf. Eind, Bergeind, Koleneind, Hoek, Achterhoek, Dielishoek en Emmelenhoek. Hier betreft het laatmiddeleeuwse, dikwijls individuele nederzettingen die zich ontwikkelden uit en aan de rand van de bestaan¬de gehuchten. Ook de gehuchtnamen Robbert, Geerkens, Geuskens en Winter, die teruggaan op een persoonsnaam, kunnen tot deze chronologische laag gerekend worden. Slotsom: Een dergelijke lezing over lokale gehuchtnamen geeft niet alleen een goed beeld van de lokale nederzettingsgeschiedenis, maar ook van de evolutie van het landschap aan de Dommel en de Warmbeek doorheen de eeuwen. (vme)

Alfons Tuyaerts had de niet geringe taak op zich genomen om de dialecten van Pelt en Hamont aan een vergelijkend synchronisch klankenonderzoek te onderwerpen. Daartoe gaf hij een overzicht van relevante minimale paren om de klinkerrijkdom van de beide dialecten en hun onderlinge verschillen in de verf te zetten. Zijn uitgebreide artikel staat te lezen in jaarboek 22. (psl)

In zijn lezing over De Waternamen van het Dommelbekken (met bijzondere aandacht voor het ambt Grevenbroek) gaf Victor Mennen een korte inleiding op de karakteristieken van de waternamen (hydroniemen) in het algemeen en besprak hij vervolgens de belangrijkste waterlopen die tot dit grensoverschrijdend bekken behoren. Hierbij ging hij niet alleen dieper in op de naamgeving van Dommel, Warmbeek en Prinsenloop, maar wees hij ook op de rol die de Dommel en de belangrijkste zijbeken vanaf de vroege middeleeuwen gespeeld hebben in de agrarische ontwikkeling en de nederzettingsgeschiedenis van dit deel van het voormalige Texandrië (Noord-Limburg en het zuiden van Noord-Brabant). Ten slotte verklaarde hij enkele interessante waternamen van de vroegere heerlijkheid van Grevenbroek, zoals de Erkbeek, de Peebeek en de Veurtenloop. In zijn besluit beklemtoonde hij het belang van het interdisciplinair onderzoek, waarbij de naamkunde en de historische landschapsgeografie meer moeten samenwerken en niet langer het onderzoeksveld “verkavelen” zonder enige vorm van wetenschappelijke kruisbestuiving. (vme)

In de bijdrage Limburgse dialecten in Noord-Brabant: Budel, Maarheeze, Soerendonk, ging Jos Swanenberg na hoe we deze zgn. Kranendonkse dialecten zouden moeten noemen: Brabants of Limburgs? De drie dorpen behoren al vele eeuwen tot het hertogdom Brabant en zijn opvolgende staatkundige eenheden Staats Brabant en Noord-Brabant, maar de dialectologie laat zien dat er Limburgs gesproken wordt. Dit wordt gestaafd aan de hand van enkele belangrijke taalkundige kenmerken en nieuw dialectologisch onderzoek. Naast een taalkundige benadering valt er evenwel ook iets te zeggen voor een culturele benadering om het Limburgse dan wel Brabantse karakter van deze dorpen te beargumenteren. (jsw)

In zijn lezing ‘Van Sermoen tot Percessie’ sprak Lou Spronck ter afsluiting over “250 jaar geschiedenis van het Maastrichts stadsdialect”.
De oudste bewaard gebleven dialecttekst dateert uit ca. 1770. Het is een toespraak die de kwaliteiten van het Maastrichts bezingt en protest aantekent tegen het toenemend gekoketteer met het Frans. Aan de hand van een liedtekst uit 1787 liet de spreker zien hoezeer het Maastrichts dialect sindsdien veranderd is. Vanaf 1840, oprichtingsjaar van de burgersociëteit Momus, werd frequent in het Maastrichts geschreven en gepubliceerd. Toen ontstond ook enige uniformiteit in de spelling. Een uitgave van de Aajd-Mestreechse teksten uit de periode 1770-1840, met taalkundige inleiding en een lexicon, is in 2020 verschenen. (lsp)