In een volop nazomerend St.-Truiden komen zaterdag 25 november ca. 55 leden en belangstellenden bijeen in Cultuurcentrum “de Boogaard” voor het 32e VLDN-congres, dat dit keer in samenwerking met de Kring voor Dialect- en Volkskunde ’t Neigemenneke werd georganiseerd. Het thema luidt:
Het Truierlands: dialecten en namen op de grens van het Limburgs en het Brabants.
Na de opening van het congres door voorzitter dr. P. Bakkes neemt stadsarchivaris Ferdinand Duchateau het woord voor de historische inleiding in het themagebied: Sint-Truiden tussen Straten en Nieuwenhoven. Een historische kennismaking. Hij schetst in grote lijnen de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad Sint-Truiden, haar belangrijkste bronnen van inkomsten en de afwisselende periodes van bloei en teruggang. Met behulp van een kaartje kunnen ook het ontstaan, de ligging en de namen van de verschillende kerkdorpen rondom de stad Sint-Truiden worden verklaard.
Lic. Jan Segers behandelt als tweede spreker (Sint) Trudo in de naamgeving. Na een hervertelling van de Vita van deze 7e-eeuwse heilige neemt hij de verschillende namen door die van Trudo zijn afgeleid, en vertelt dat Trudo ongeveer vijftien keer als patroonheilige voorkomt, veelal in Belgisch-Limburg. Ook kwam Trudo vroeger als voornaam in dit gebied voor, zelfs nog in de 20e eeuw. Ook de achternaam Truyen(s), vooral in noordelijk Belgisch-Limburg gevonden, stamt van Trudo af, hoewel men ook met Gertrudis rekening moet houden.
De laatste spreker van de ochtendsessie is dr. Daniel Jaspers, die inzoomt op het levensverhaal van Abt Willem van Rijckel (1200?-1272) – devotie en daadkracht uit Sint-Truiden. Uit de belangrijkste bron, de Gesta abbatum Trudonensium (in het Nederlands vertaald door Émile Lavigne), komen we te weten hoe de daadkrachtige abt de abdij in de dertiende eeuw weer tot bloei bracht, en tussen de pauselijke en keizerlijke twisten door probeerde te laveren.
Ter afsluiting van de ochtend volgt een korte presentatie van de inmiddels op internet verschenen ruim honderd publicaties van de VLDN, die van 1975 tot 1999 als losse katernen waren uitgegeven. Om deze toegankelijker te maken voor wetenschappers en andere geïnteresseerden heeft het bestuur gezorgd voor de electronische verwerking en opname van deze publicaties in de DBNL, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
Na een lunchbuffet in het zalencomplex kunnen we de verlengde middagpauze gebruiken voor een kleine wandeling door de stad, onder leiding van plaatselijke gidsen. We bekijken uitvoerig het stadhuis en de Onze-Lieve-Vrouwekerk, verplaatsen ons naar de Abdijsite waar we als laatste de keizerszaal bezichtigen.
Met de onvermijdelijke kleine vertraging die het terugkeren naar de congreszetels altijd met zich meebrengt maken we ons op voor de taalkundige middagsessie. Als eerste spreker treedt lic. Ulrich Maes aan, die ons Naus aut Sint-Träöjn brengt: het dialect van Sint-Truiden in de negentiende eeuw. Hij behandelt de verschillende negentiende-eeuwse bronnen die we bezitten over het dialect van de stad, en geeft enkele tekstvoorbeelden. Vervolgens concentreert hij zich op de evolutie van de Westgermaanse klank *û in het Sint-Truidens. Aan het begin van de 19e eeuw klinkt deze nog als aow (haus ‘huis’, kau ‘koe’), terwijl hij later in een aa is veranderd. Maes plaatst deze ontwikkeling in een dialectgeografische context, en verklaart de Truijense aa als imitatie van de aa uit Landen, waarmee de stad onder andere door de komst van het spoor intensiever contact kreeg.
De laatste spreker is erevoorzitter prof. dr. Jan Goossens, die zich afvraagt Hoe heeft het Truierlands er vóór zijn brabantisering uitgezien? Hij gaat hierbij vooral in op een woord als ‘dag’, dat tegenwoordig in St.-Truiden dag luidt – waarmee het bij het westelijker Zuidnederlands aansluit – , maar in de 19e eeuw nog daog, zoals oostelijker, in het Lonerlands. Op spannende wijze doet Goossens uit de doeken waarom men in St.-Truiden niet alleen daog zei maar ook bijvoorbeeld daok ‘dak’ en graos ‘gras’, en welke ontwikkelingen in welke volgorde moeten hebben plaatsgehad, om tot deze woorden te komen. Uit het geheel blijkt dan, dat St.-Truiden wat deze klanken betreft zich vroeger veel meer als het oostelijker Limburgs gedroeg dan momenteel het geval is.
De vergadering wordt afgesloten met een huishoudelijke vergadering onder leiding van het dagelijks bestuur. Als lid van het bestuur zijn aftredend en herkiesbaar secretaris Jan Segers, penningmeester José Cajot, en de leden Dany Jaspers, Vic Mennen, Miet Ooms en Henk Thewissen. Zij worden alle unaniem herkozen.
De voorzitter sluit de vergadering om ca. 17.45. Daarna nodigt het stadsbestuur van Sint-Truiden nog uit voor een kleine borrel ter plaatse. Tijdens de borrel treedt de SCV De Orde van de Commeduur op met liedjes in het Sint-Truidens.